Duimblessures

De duim is een belangrijk onderdeel van de hand en heeft een bijzondere functie tijdens balsporten in het sturen van de bewegingen zowel bij het vangen, gooien en schieten van een bal. Het duimgewricht staat deels naast en tegenover de andere handbeentjes en heeft een uitzonderlijke beweeglijkheid. De duim heeft twee kootjes, net als de grote teen, terwijl de andere vingers drie kootjes hebben en door de vorm van de hand meer met elkaar verbonden zijn. De duim staat reeds met haar middenhandsbotje in een andere lijn dan de andere middenhandsbotjes. Hierdoor is de hand in staat om de grijpfunctie te verbeteren.

Duimverstuiking

Door deze afwijkende stand kan de duim door inwerkend geweld van de andere vingers af worden bewogen, waardoor de gewrichtsband tussen duim en middenhandsbotje aan de kant van de 2e (wijs-) vinger beschadigd kan raken. Dit letsel is vooral bekend bij skiën, maar ook balspelers kennen deze blessure. Een verkeerde vangtechniek of het haken van de duim aan een tegenstander kan dit soort letsel veroorzaken. Er ontstaat pijn, zwelling en bewegingsbeperking rond het duimgewricht. Vooral bewegingen in dit gewricht zijn pijnlijk. Er ontstaat een bloeduitstorting en een zwelling van de duimmuis. Bij rek van het bandje is er meestal forse pijn zonder duidelijke instabiliteit van dit gewricht. Bij een inscheuring neemt de pijn en zwelling toe en is er bij zorgvuldig onderzoek een vermeerderde beweeglijkheid aanwezig. Bij een totale bandafscheuring kan de pijn meevallen, omdat er geen spanning meer op de beschadigde band staat. De bewegingsmogelijkheid van de duim is dan sterk toegenomen.

Maatregelen en behandeling

Wanneer een duimverstuiking optreedt, moet na onderzoek van de ernst van het letsel, direct een behandeling met koude rond het gewricht worden ingesteld met daarbij een mitella om zo het hooghouden van de duim makkelijk mogelijk te maken. Het onderzoek door een arts is gericht op de eventuele aanwezigheid van een breuk in een der botten van de duim of een totaal bandletsel van het gewricht (luxatie of subluxatie). Afhankelijk van de mate van kapsel-bandscheuring zal er een rustpauze moeten worden ingelast. In ernstige gevallen, waarbij het gewrichtbandje totaal gescheurd is, zal een gipsverband en soms zelfs een operatieve hechting nodig zijn. De stabiliteit van het duimgewricht is heel belangrijk, omdat dit gewricht door de functie van de duim in het dagelijkse leven en bij sporten steeds weer gerekt wordt. Wanneer de ernst van het letsel meevalt zal de behandeling bestaan uit het geleidelijk weer gaan bewegen van de duim, zowel als vinger zelf als de beweging ten opzichte van de rest van de hand. Bescherming van de duim door een fixerende tape of zwachtel hindert wel in de normale bewegingen, maar maakt de kans op een snelle herhaling van de blessure aanmerkelijk kleiner. Zelfs bij een goede, nagenoeg pijnloze bewegingsmogelijkheid moet bedacht worden dat de bandjes van het duimgewricht snel weer beschadigd kunnen raken. Een fixatietape rond de duim tot aan de pols met een geringe bewegingsbeperking van het duimgewricht naar buiten door deze tape kan het beste nog enige maanden worden gebruikt. Het is namelijk niet goed mogelijk om het minder stabiele gewricht door spiertraining weer op peil te brengen!

Ander letsel

Behalve een duimverstuiking kan er ook sprake zijn van een botletsel van de duim of middenhandsbotjes of een scheur in het gewricht zelf. Bij een val op de duim en pols kan er ook nog een breuk in het zogeheten scheepvormig bot (os scaphoid) optreden. Dit soort breuken bevinden zich dichter bij de pols, maar zijn berucht om het slechte herstel door de slechte bloedvoorziening van dit botje bij een breuk. Breuken van het eindgewricht van de duim genezen sneller en zijn vergelijkbaar met letsels van de andere gewrichten

Conclusie

Door de afwijkende stand en functie van de duim leidt een band- of botletsel van de duim eerder tot langdurige onderbreking van de (bal)sport dan bij vingerletsels. Een goede diagnose en zorgvuldige behandeling is noodzakelijk om weer op een normale functie van de duim bij het schieten, gooien en vangen van een bal te kunnen rekenen.